Een maegdekijn in het venster zat albij het ochtendkrieken een heerken daar voorbijen trad las de Libre Belgique hij zag het meisken en vatte vlam hij vond haar zeer exquise zijn hert dat sloeg als een tamtam hij dacht 't is in de valieze dies sprak hij in zijn beste Frans o chère salamander si belle comme toi vond ik nievérans en ik zag al 't een en 't ander
het meisken sprak
Gij superflop ik hoor uw bloed wel klotsen maar gij zijt gevallen op uw kop en gij zijt blijven botsen
zij sprak
Mijnheer, al wat gij ziet daar moogt ge wel naar kijken maar aankomen, dat moogt gij niet ik wil uw hemd niet strijken
zij sprak
Daarbij gij zijt een Brusselman ik wil uw kaas niet bijten tenzij ik terug zou trekken van de mutualiteiten
Leg gij uw boontjes maar in de week en 's zondags op de Broekère uw neusken ziet mij veel te bleek ik wil geen paljas par terre
Het heerken is dan voortgegaan het keek een beetje zure het meisken loeg in het vensterraam en sloot haar blaffeturen.